Hof Den Haag heeft eind vorig jaar uitspraak gedaan in een zaak over de btw-behandeling parkeren bij een meerdaags festival.

De organisator van het festival verkocht tickets tot een volledig festival, inclusief overnachtingen. Bij het ticket inbegrepen was een plek voor een tent op de camping en vervoer per pendelbus van een nabijgelegen treinstation en v.v. Bezoekers moeten apart betalen voor een parkeerplaats op het naastgelegen parkeerterrein. De organisator van het festival was van mening, dat over de omzet uit de parkeertickets 9% btw verschuldigd was.

Het Hof vindt dat het bieden van parkeergelegenheid voor de btw een onderscheiden en zelfstandige prestatie is. Het parkeren vormt voor een automobilist een doel op zich. Dat is in casu ook het geval. Het parkeren houdt in dit geval immers alleen verband met de manier waarop de bezoekers de terreinen bereiken en niet met het bijwonen van de festivals en het verblijf op het kampeerterrein. Tot slot is het afnemen van de parkeertickets optioneel. Dit oordeel houdt in principe in dat 21% btw verschuldigd is.

Echter, de organisator van het festival heeft nog een argument. Hij beroept zich ook op een besluit uit 2017. In dat besluit is goedgekeurd, dat exploitanten van campings het verlaagde tarief mogen toepassen op het geven van gelegenheid tot parkeren aan kampeerders. Het Hof vindt dat de camping bij het festival gelijk is aan de campings, bedoeld in het besluit. Daarom krijgt de organisator van het festival nu toch gelijk; hij is slechts 9% btw verschuldigd.